Wat gebeurde er in
Tibet? De Chinese invasie van Tibet in 1959 heeft geleid tot de
verwoesting van een unieke culturele en religieuze traditie. De genocide
die op deze invasie volgde heeft aan meer dan één miljoen Tibetanen het
leven gekost. Het Rode Leger plunderde en verwoeste bijna alle 6.000
kloosters, waarvan sommigen dateerden uit de 8e eeuw. De Tibetaanse
cultuur is nauw verbonden met de boeddhistische religieuze traditie en
de verwoesting van de kloosters staat dan ook gelijk aan het wegvagen
van de gehele geschiedenis en cultuur van het Tibetaanse volk.
Verlies van tradities en waarden
Niet alleen
zijn de tempels, kloosters en bibliotheken verwoest, maar ook de harten
en geesten van de mensen zijn diep geraakt. De ruïnes zijn een
voortdurende herinnering aan de verwoestingen, en aan het verlies van de
oude levenswijze. Over een generatie zullen er slechts weinig Tibetanen
zijn die zich de oude tradities en de geestelijke waarden kunnen
herinneren die eens werden gekoesterd in het Land van de Sneeuw.
Tibetanen in ballingschap
Na
de inval van de Chinezen ontvluchtten meer dan 100.000 Tibetanen hun
vaderland. Na een gevaarlijke en uitputtende tocht over het Himalaya
gebergte, waarbij velen het leven verloren, arriveerden deze
vluchtelingen in India en Nepal. Nu, na meer dan 40 jaar Chinese
bezetting, ontvluchten de Tibetanen nog steeds hun land in de hoop
elders te kunnen leven volgens hun eigen religieuze en culturele
opvattingen. In vluchtelingenkampen in India en Nepal proberen zij te
overleven en hun unieke traditie voor toekomstige generaties te behouden.
|